Zoeken

Over de collectie

Voor Het Natuurhistorisch is de collectie het fundament van tentoonstellingen, museumlessen, onderzoek en publicaties. De verzameling telt ongeveer 400.000 'monsters' (collectie-eenheden) waarvan de basis ruim voor de oprichting van het museum (in 1927) gelegd werd, in 1859 om precies te zijn, toen de oude Rotterdamsche Diergaarde een collectie Oost-Indische schelpen en Nederlandse vogels verwierf. Deze en andere negentiende-eeuwse verzamelingen kwamen in 1939 in bezit van het Natuurhistorisch Museum. De grootste aanwas zat in de insecten (vlinders, kevers) en weekdieren (schelpen). Deze deelverzamelingen vormen nog steeds het grootste deel van de collectie: 85% van het aantal objecten bestaat uit geleedpotigen (insecten, spinnen, kreeftachtigen) en weekdieren. Daarnaast is een breed spectrum van het dieren- en plantenrijk in de collectie vertegenwoordigd, vooral met een regionale, maar deels ook met een wereldwijde herkomst. Het aandeel gewervelde dieren, inclusief fossiele resten en recent skeletmateriaal, bedraagt ruim 9% van de totale collectie. Het herbarium vormt 5% van de collectie.

De collectie bevindt zich grotendeels achter de schermen, opgeslagen in collectiedepots. De aantallen zijn eenvoudigweg te groot om alles te kunnen exposeren, en lang niet alles is het aanzien waard. Alleen de mooiste museumstukken stellen we ten toon. Kop-hals-preparaten van Afrikaanse zoogdieren en hertengeweien, en enige grote zoogdierskeletten (olifant, giraffe, potvis) bevinden zich permanent in de publieksruimten. Vele honderden grote en kleine gewervelde en ongewervelde dieren en planten worden geëxposeerd in de vaste collectiepresentatie ‘Biodiversiteit’. Ook de collectie van dr A.B. van Deinse (rariteiten en zeezoogdierresten) is grotendeels in een vaste expositie opgenomen. In de semi-permanente tentoonstelling Opgeraapt Opgevist Uitgehakt zijn, naast veel bruiklenen, ook fossielen van diverse diergroepen uit eigen bezit geëxposeerd.

Het Natuurhistorisch kent een actief collectiebeleid waarbij geregeld privéverzamelaars objecten of hun complete collecties schenken om te worden opgenomen in de museumcollectie. Als u overweegt natuurhistorische voorwerpen of een natuurhistorische collectie te schenken, neem dan contact op met de conservator.

Omvang

Hoe groot is de collectie?

Eind 2020 werd de collectie van Het Natuurhistorisch geschat op ongeveer 400.000 natuurhistorische eenheden. Dit aantal betreft monsters/voorwerpen van dezelfde soort met dezelfde vindplaats- en vinddatum, ook wel een collectie-eenheid genoemd. De aantallen afzonderlijke voorwerpen liggen vele malen hoger. De circa 400.000 collectie-eenheden vertegenwoordigen ongeveer 20.000 biologische soorten planten, dieren en schimmels. Ook de grootte van collectiestukken loopt erg uiteen. Zo passen er met gemak 500 mieren in een laatje en neemt het skelet van een potvis een hele hal in beslag.

De afgelopen decennia is de collectie door een actief verzamelbeleid gestaag in omvang toegenomen. De telling in 1994 kwam op circa 250.000 collectie-eenheden. De grootste aanwas is gevormd door de verwerving van belangrijke privécollecties insecten, schelpen, vogelschedels en -skeletten, (fossiele) zoogdieren, planten en mossen.

Van het merendeel van het materiaal is bekend waar, wanneer en door wie het gevonden/verzameld is; ook is de soort waartoe het object behoort bekend. Dit zijn belangrijke voorwaarden voor de opname van stukken in de collectie. Voorzien van deze zogenaamde 'vindplaatsgegevens' heeft een collectie het oormerk 'wetenschappelijk' en kan hij voor onderzoek gebruikt worden, bijvoorbeeld op het gebied van systematiek & taxonomie, (vergelijkende) anatomie en biogeografie.

Herkomst

Wereldwijd

De herkomst van de collectie is wereldwijd, maar elke deelcollectie heeft vaak een specifiek herkomstgebied dat samenhangt met de bron van de collectie (degene die de collectie heeft bijeengebracht en aan het museum schonk). Zo bestaat de collectie opgezette vogels vooral uit soorten die in Nederland gevonden zijn en zijn de fossiele zoogdieren vooral uit de Noordzee en de Westerschelde afkomstig. De schelpen komen uit alle windstreken, maar de fossiele schelpen zijn weer voor het grootste deel afkomstig uit de Achterhoek (Gelderland), de havenbekkens van Antwerpen en de Westerschelde. Het herbarium is vrijwel zuiver Nederlands, met als belangrijk zwaartepunt de stadsflora van Rotterdam. Voormalig Nederlands Indië is goed vertegenwoordigd onder de vindplaatsen van vlinders en schelpen.

Uitleencollectie

Als je een keer niet naar ons kan komen

De collectie van Het Natuurhistorisch wordt regelmatig geraadpleegd door middel van bruiklenen. Scholen en vergelijkbare instellingen lenen vaak uit de uitleencollectie en andere wetenschappelijke instituten lenen vaak materiaal uit de wetenschappelijke collectie. De online collectiedatabase is daarbij van groot belang voor de vindbaarheid van de objecten.

uitleencollectie

Verzamelbeleid

Uitgangspunt van het verzamelbeleid van Het Natuurhistorisch is het versterken en behouden van de bestaande collecties. De versterking (veelal door uitbreiding maar ook door selectie en afstoting) vindt plaats vanuit een viertal ‘beheersperspectieven’ die voortkomen uit het beleidsuitgangspunt dat Het Natuurhistorisch een Rotterdams/regionaal natuurhistorisch museum is: (1) de stad (het urbane), (2) de delta, (3) de biodiversiteit en (4) de presentaties.

Binnen de kaders van de vier beheersperspectieven hanteert Het Natuurhistorisch een actief verzamelbeleid. Bij perspectieven 1, 2 en 3 (urbaan, delta en biodiversiteit) zijn de vier v’s (vindplaats, vinddatum, vinder/verzamelaar en vondstomstandigheden) vereist om een object in de collectie op te nemen. Bij 4 (presentatieperspectief) niet. Wettelijke kaders zijn hierbij ook van toepassing. Met actief verzamelen wordt zowel fysiek verzamelen (oprapen, opvissen, uithakken, vangen, plukken, enzovoort) bedoeld, als het verwerven van bestaande (privé)collecties. Medewerkers, publiek en het professionele netwerk van Het Natuurhistorisch spelen hierbij een rol.

lees meer

 

Het urbane perspectief heeft de stad als verzamelgebied. Een sterke inbreng van Bureau Stadsnatuur is noodzakelijk, waarmee een directe link bestaat tussen de collectie en het lopende onderzoek.

Het deltaperspectief heeft een sterk regionaal karakter en betreft fossielen uit de Noordzee, de grote rivieren en de Zeeuwse Stromen, vissen (uit binnen- en buitenwater) en overige (zee)dieren van de Hollandse kust.

Het biodiversteitsperspectief weerspiegelt de wortels van de collectie, namelijk de schelpen, insecten en gewervelden van over de hele wereld.

Het presentatieperspectief beziet de collectie vanuit esthetisch en educatief-informatief oogpunt: is het object mooi/interessant om te exposeren? De wetenschappelijke beheercriteria zijn van ondergeschikt belang.

Beheer

Beheer van de collectie

Het beheer van de collectie is in handen van conservator Bram Langeveld MSc en collectiebeheerder/registrator Stephanie Schnörr MSc (die tot de vaste staf van het museum behoren) en vrijwilligers - honorair conservatoren genaamd - die elk een deelcollectie onder hun hoede hebben. Die deelcollecties zijn taxonomische eenheden, bijvoorbeeld vissen, vogels, vlinders, kevers, kreeftachtigen, planten etc. Elke honorair conservator is specialist op een deelgebied en zorgt ervoor dat 'zijn' collectie wordt uitgebreid, geconserveerd, gedetermineerd en geordend. Er zijn ook vrijwilligers die (binnen of buiten het museum) collectie-gerelateerd onderzoek doen, de honorair onderzoekers.

honorair conservatoren en onderzoekers

Onderzoek

Onderzoek dat de collectie als basis heeft, valt uiteen in twee zwaartepunten:

(1) onderzoek aan de regionale (zoogdier)fossielen, bijvoorbeeld uit boringen en materiaal van Maasvlakte 2 en de Westerschelde;

(2) onderzoek door collectiebeheerders aan de collectie of aan collectie-gerelateerd materiaal.

(1) Voor paleontologisch onderzoek is een natuurhistorisch museum bij uitstek geschikt. Het is een vorm van onderzoek - en zeker geldt dat voor onderzoek aan fossiele zoogdieren - die weinig laboratoriumfaciliteiten vereist en die sterk collectiegebonden is. De Rotterdamse regio levert veel fossielen uit de periode van ca. 2 miljoen jaar geleden tot nu. Het Natuurhistorisch Museum Rotterdam heeft honorair onderzoekers die zich bezighouden met zoogdierpaleontologie: D. Mol en dr J.W.F. Reumer. Verder zijn de honorair conservatoren (K. Post & dr E.J.O. Kompanje: fossiele orka's en andere walvisachtigen) actief met het onderwerp bezig. Honorair onderzoeker drs H. Diependaal werkt aan de fossiele vissen van het Trias van Winterswijk.

(2) Het onderzoek door enkele van de honorair conservatoren en onderzoekers wordt regelmatig in tijdschriften en boeken gepubliceerd, en betreft onder andere taxonomisch keveronderzoek (ing. B.J. van Vondel), malacologisch onderzoek (ook voornamelijk taxonomisch), onderzoek aan walvisachtigen (onder andere pathologie, dr E.J.O. Kompanje), onderzoek naar Indo-Australische vleermuizen (Pteropodidae, dr E.J.O. Kompanje & C.W. Moeliker) en vogelonderzoek op het gebied van grootpoothoenders (dr C.J.Heij & J.N.J. Post) en de vliegenvangerfamilie Monarchidae (C.W. Moeliker).

Bruijns boshoen (Aepypodius bruijnii; een grootpoothoender), complete kop van een vrouwtje op alcohol, collectie Natuurhistorisch Museum Rotterdam, NMR 9989-1605. (foto: Hans van Middelkoop)